Rasstandaard

Elk hondenras kent een rasstandaard, een soort blauwdruk van de ideale rasvertegenwoordiger. Zij zijn veelal gemaakt in en worden beheerd door het land van herkomst van de desbetreffende hond. In het geval van de Welsh Springer Spaniel is dat dus Groot-Brittanië. De F.C.I. (Fédération Cynologique International) is een overkoepelende organisatie in de wereld van de rashonden. Zij erkennen nieuwe rassen, keuren rasstandaarden goed en zorgen voor wereldwijde publicatie.


De Welsh Springer Spaniel is ingedeeld in de rasgroep 8: Retrievers, Spaniels en Waterhonden, sectie 2, rasstandaard nummer 126. De laatste editie dateert van 2009. Alle verdere informatie: www.fci.be

 


Rasstandaard Welsh Springer Spaniel

Algeheel beeld: Een symmetrische, gedrongen hond, niet hoog op de benen, in bouw duidelijk berekend op uithoudingsvermogen en hard werk. Hij heeft een vlot en levendig gangwerk met veel stuwing en kracht.

Algemene kenmerken: De Welsh Springer is van zeer oude en zuivere oorsprong. Sterk, vrolijk en zeer levendig.

Aard: Vriendelijk van aard, geen sporen van agressie of nervositeit tonend.

Hoofd en schedel: Schedel evenredig in lengte, enigszins gewelfd, met duidelijk aangegeven stop en goed besneden onder de ogen. Voorsnuit van middelmatige lengte, recht, tamelijk vierkant. Neusgaten goed ontwikkeld, bruin tot donker.

Ogen: Hazelnootkleurig of donker, middelmatig groot, noch uitpuilend, noch diepliggend. Het onderste ooglid mag niet uitzakken.

Oren: Matig laag aangezet, dicht tegen de wangen hangend. In verhouding klein en geleidelijk smaller wordend naar de punt, enigszins de vorm van een wijnblad.

Gebit: Sterke kaken met een perfect, regelmatig en compleet schaargebit, dat wil zeggen dat de boventanden vlak over de ondertanden heen sluiten en recht in de kaak zijn geplaatst. 

Hals: Lang en gespierd, zonder keelhuid, goed overgaand in schuin liggende schouders.

Voorhand: De voorbenen zijn van middelmatige lengte, recht, met stevige botten.

Lichaam: Niet lang, sterk en gespierd. Diepe borst, goed gewelfde ribben. De lengte van het lichaam moet in goede verhouding staan tot de beenlengte. Gespierde lendenen, licht gewelfd, goed overgaand in de achterhand. 

Achterhand: Sterk en gespierd, breed met goed ontwikkelde onderbenen. Achterbenen met stevige botten en goedgeplaatste sprongen. De kniegewrichten matig gehoekt, noch naar binnen, noch naar buiten draaiend.

Voeten: Rond, met dikke zolen. Stevige kattenvoeten, niet te groot en geen spreidvoeten.

Staart: Vroeger gewoonlijk gecoupeerd. Goed aangezet en laag, nooit boven de ruglijn gedragen. Levendig in beweging. Ongecoupeerd. Bevederd. In balans met de rest van de hond.

Gangwerk: Soepele, krachtige, wijd uitgrijpende beweging, stuwend vanuit de achterhand.

Beharing: Sluik of glad, van dichte, zijdeachtige structuur, nooit stug of golvend. Een gekrulde vacht is zeer ongewenst. Voorbenen en achterbenen boven de hakken matig bevederd, oren en staart licht bevederd.

Kleur: Alleen dieprood en wit.

Hoogte: reuen ongeveer 48 cm (19 inches) en teven ongeveer 46 cm (18 inches) schofthoogte.

Fouten: Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet en de gevolgen ervan voor de gezondheid en het welzijn van de hond, evenals het vermogen om het oorspronkelijke werk uit te voeren.

Diskwalificerende fouten: 

*  agressief of buitensporig angstig.

* elke hond die duidelijk fysieke of gedragsafwijkingen vertoont moet worden gediskwalificeerd.

Opmerking: De reuen moeten twee normaal ontwikkelde, volledig in het scrotum ingedaalde testikels hebben.